Historie

In het verre verleden

Op het uitgestrekte zandplateau van de Nederlandse en Belgische Kempen zijn archeologische botvondsten bekend vanaf de Bronstijd. Botvondsten uit de Vroege Middeleeuwen lijken al zeer veel op recent botmateriaal; het aantal ongehoornde schapen begint vanaf die tijd te overheersen. Bijzonder natuurgetrouwe afbeeldingen van het Kempische Heideschaap zijn bekend van schilderijen, gravures en tekeningen uit de negentiende eeuw. Het gebied dat in Nederland en aangrenzend België wordt aangeduid als “De Kempen” bestaat een veel groter dekzandmassief dan bijvoorbeeld de Veluwe of het Fries-Drents Plateau.

Kempische schaap en heidevelden

In dit relatief grote gebied heeft waarschijnlijk enige variatie bestaan binnen het ras zelf, een variatie die door culturele factoren nog meer werd vergroot.Zo komen we in de rekenboekjes van de negentiende eeuwse “Venrayse Schapencompagnie” namen tegen als “Peelschaap” en Maasschaap”.
Het Kempische heideschaap was een bepalende factor in het ontstaan van het landschap en de biodiversiteit van de Kempen. Eeuwenlang was het in de Nederlandse en de Belgische Kempen het talrijkste landbouwhuisdier. Door de begrazing met dorpskuddes, die vanaf de Vroege Middeleeuwen steeds intensiever werd, werd het begraasde landschap steeds opener.

In dit open landschap ontwikkelde zich het typische Kempische heidelandschap met verschillende, soortenrijke ecosystemen, afhankelijk van o.a. de vochtigheidsgraad van de bodem. ’s-Nachts werden de schapen dooorgaans opgestald. De mest die op deze wijze werd verzameld hadden de Kempische heideboeren hard nodig om op de schrale zandgronden akkerbouw te kunnen plegen. Vanaf de veertiende eeuw werd in de Kempen de z.g. “plaggenlandbouw” ontwikkeld. Vanaf die tijd werden uit de heidevelden gestoken plaggen gebruikt als basismateriaal in de potstallen. Vermengd met schapenuitwerpselen werden deze plaggen vervolgens gebruikt voor de verbetering van de akkers. Hierdoor ontstonden plaggenbodems die vaak meer dan een meter dik werden.

Kempische heideschaap voor mest, wol en vlees

Een belangrijke rol van het schaap was de productie van mest uit het voedsel dat ze op de heidevelden aten en in de potstallen achterlieten. Deze mest werd gebruikt voor de verbetering van de akkers.
De aanwezigheid van grote aantallen schapen leidde tot het ontstaan van een wol- en textielindustrie die in sommige steden in de Kempen (o.a. Tilburg en Helmond) tot ver in de twintigste eeuw een bloeiende ontwikkeling kende. Ook in die zin behoort het Kempische heideschaap tot het culturele erfgoed van de regio. In 1811 werden op initiatief van Lodewijk Napoleon en in 1825 door Koning Willem-I Spaanse merino-schapen ingevoerd in de Brabantse Kempen. Door deze te kruisen met het aanwezige Kempische heideschaap werd gehoopt een betere wolkwaliteit te verkrijgen. Misschien komt het daardoor dat de kwaliteit van de wol van Kempische heidechapen tot op de dag van vandaag als iets beter wordt beoordeeld dan die van de andere heideschapenrassen.
De ruime beschikbaarheid van schapen- en lamsvlees heeft uiteraard ook geleid tot een culinaire traditie die overigens nu vrijwel vergeten is. Met name in de zeventiende en de achttiende eeuw werden vrijwel alle ramlammeren en veel ooialmmeren verkocht om in de vruchtbare randgebieden van de Kempen (het Maasdal en in het zuidwesten de Scheldepolders bij Antwerpen) verkocht om vetgeweid te worden. Ook werden er, via de veemarkt in Uden, veel lammeren verkocht om in de uitgestrekte Peel te worden gehoed. Wanneer ze ongeveer één jaar oud waren werden ze tot in Parijs en Londen om het lamsvlees verkocht.

Het schaap verloor zijn betekenis voor de akkerbouw

Het samenhangende systeem van ”infields” (de akkers dicht bij de dorpen) en “outfields” (de heidevelden verder van de nederzettingen) heeft geresulteerd in rijk geschakeerd en soortenrijk landschap. Na de uitvinding van kunstmest en prikkeldraad, maar ook als gevolg van de industriële revolutie en de daarmee samenhangende bevolkingsgroei werd vanaf het einde van de negentiende eeuw in steeds sneller tempo overgeschakeld op intensievere vormen van landbouw. De uitgestrekte heidevelden werden ontgonnen tot intensief grasland en maïsakker. Daardoor verloor het Kempische heideschaap zijn landbouwkundige betekenis.
Halverwege de zestiger jaren van de twintigste eeuw bleek het Kempische heideschaap zo goed als uitgestorven te zijn. Het resterende heideareaal (inmiddels afgenomen tot minder dan 10 procent van de oorspronkelijke oppervlakte!) werd vanaf die tijd aangemerkt als natuurreservaat. Hier en daar brak het besef door dat begrazing met heideschapen de enige beheermethode is om de grote biodiversiteit van deze natuurreservaten duurzaam veilig te stellen.

Het schaap wordt teruggefokt en krijgt nieuwe rol

Dit besef heeft aanleiding gegeven voor de oprichting van de Stichting Het Kempische Heideschaap (Heeze, 1967) en voor een succesvolle actie voor het opsporen van de laatste exemplaren en het opzetten van een verantwoord fokprogramma. Pioniers waren boswachter Willem Ivens van Staatsbosbeheer en dierenarts Jan Wille die het initiatief voor de Stichting hebben genomen. Tot 2015 is er altijd een boswachter van Staatsbosbeheer als adviseur aan aan de Stcihting verbonden geweest. Er zijn nu (medio 2022) ongeveer 10.000 Kempische Heideschapen geregistreerd in het Nederlandse stamboek. Deze worden allen ingezet in het beheer van natuurreservaten (heidereservaten). De Stichting is initiatiefnemer geweest van de vereniging Stamboek het Kempische heideschaap (www.kempischheideschaap.nl)

Professionalisering van natuurbeheer

De laatste jaren heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan. Aan de begrazing van heidevelden worden strenge eisen gesteld door de terreinbeheerders, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Brabants Landschap. Vooraf wordt vastgesteld, hoeveel schapen op welke manier begraasd moet worden en met welke frequentie. Het gevraagde vakmanschap op zoveel vakgebieden (kennis van schapen, van de ecologie van de heide, van het schrijven van begrazingsvoorstellen) was niet langer op te brengen door een Stichtingsbestuur en een enkele herder. Wij hebben toen samenwerking gezocht met het natuurbegrazingsbedrijf “De Wassum” (www.wassum.nl). Deze samenwerking is in 2013 begonnen en is heel succesvol geweest: een groter aantal kudden begraast de terreinen in de regio, dan in tientallen jaren het geval is geweest en de terreinbeheerders zien betere resultaten dan vroeger; de kwaliteit van de heidevelden neemt verder toe!

Vijftig jarig jubileum

IIn 2017 ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan heeft de Stichting met ca 200 schapen een 16 daagse trektocht van 180 km door 12 gemeenten rond Eindhoven gehouden waarbij educatieve en speelse evenementen werden georganiseerd. Dit heeft het Kempische heideschaap en haar rol bij natuurbeheer goed op de kaart gezet.

Toekomst

In 2022 heeft het bestuur van de Stichting besloten te stoppen met onze oorspronkelijke activiteiten en ons in de toekomst te richten op de subsidiëring van innovatieve projecten op het gebied van natuurbeheer met schapen. Daarvoor heeft de Stichting een fonds opgericht.